De Drie-eenheid van Lokaal Woningbeheer
Sociale huisvesting in Nederland is geen ad hoc aangelegenheid; het is een sterk gestructureerd systeem dat wordt beheerd door een triade van onderling verbonden instrumenten op gemeentelijk niveau. Deze structuur zorgt ervoor dat nationale huisvestingsdoelstellingen worden vertaald in lokaal handelen. Het begint met een lange termijn visie, wordt verankerd in lokale wetgeving en wordt vervolgens uitgevoerd via concrete jaarlijkse afspraken. Het begrijpen van deze wisselwerking tussen de gemeentelijke woonvisie, de volkshuisvestingsverordening en de prestatieafspraken is essentieel om te begrijpen wie wat bouwt, waar en voor wie in het Nederlandse sociale woningbouwlandschap.
De Visie: gemeentelijke woonvisie
Het proces begint met de gemeentelijke woonvisie (de gemeentelijke woonvisie). Dit is een strategisch beleidsdocument waarin de gemeente haar ambities en prioriteiten voor de hele lokale woningmarkt uiteenzet — zowel huur- als koopwoningen — voor de komende vijf tot tien jaar. Het bevat een analyse van de lokale context: demografie, betaalbaarheidsproblemen, woningtekorten en specifieke behoeften, zoals de vraag naar meer woningen voor studenten, ouderen of gezinnen met een laag inkomen. Het stelt ook doelen vast voor duurzaamheid en leefbaarheid van de buurt. Een woonvisie is echter niets meer dan dat: een visie. Op zichzelf is het niet juridisch bindend en kan het worden bekritiseerd als een verzameling nobele bedoelingen. De echte kracht ervan hangt af van of het wordt vertaald in afdwingbare regels en concrete afspraken.
De Wet: Volkshuisvestingsverordening
Om de visie juridisch tanden te geven, stellen gemeenten een volkshuisvestingsverordening (publieke huisvestingsverordening) vast. Dit is de lokale verordening die de brede strategische doelen omzet in harde, afdwingbare regels voor de toewijzing en samenstelling van de woningvoorraad, met name de sociale huursector. Gegrondvest op de bevoegdheid verleend door de nationale Huisvestingswet (Huisvestingswet), bevat deze verordening de specifieke lokale regelgeving. Het definieert de urgentiecriteria voor wie in dringende nood verkeert, stelt de lokale inkomensgrens (inkomensgrens) vast voor sociale woningeligibiliteit en legt de regels vast voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning (huisvestingsvergunning).
De Deal: Prestatieafspraken
Het laatste, en wellicht meest cruciale, onderdeel van de puzzel is de prestatieafspraken (prestatieafspraken). Deze zijn wettelijk verplicht, meestal jaarlijks, onderhandelde overeenkomsten tussen drie partijen: de gemeente, alle actieve lokale woningcorporaties en de officiële huurdersverenigingen. Deze overeenkomsten zetten de visie en de verordening om in een concreet actieplan met meetbare doelstellingen. Zo kan een overeenkomst aangeven dat een specifieke woningcorporatie dat jaar 150 nieuwe sociale woningen zal bouwen, 400 bestaande woningen aardgasvrij zal maken, en een bepaald percentage van de leegstaande woningen toewijzen aan urgente gevallen. Deze afspraken zijn bedoeld om verantwoording af te dwingen en ervoor te zorgen dat de bouw- en renovatieactiviteiten van de corporaties in lijn zijn met de sociale doelstellingen van de gemeente. Het proces kan echter gepaard gaan met spanning, aangezien de ambities van de gemeente kunnen botsen met de financiële en operationele realiteiten van de woningcorporaties, waardoor huurdersverenigingen moeten vechten voor hun prioriteiten in een complexe onderhandeling.