De oude maatstaf voor efficiëntie
De energieprestatiecoëfficiënt (EPC) was de leidende maatstaf voor het meten van de energie-efficiëntie van nieuw gebouwde panden in Nederland gedurende meer dan twee decennia. Het was een enkel, dimensieloze getal dat door een ingenieur werd berekend op basis van het ontwerp van een gebouw. Dit getal vertegenwoordigde het theoretische energieverbruik van een woning voor verwarming, koeling, warm water en ventilatie. Een lagere EPC-waarde duidde op een energiezuiniger ontwerp. De overheid gebruikte de EPC als een primair beleidsinstrument en trok geleidelijk de maximaal toegestane waarde in het Bouwbesluit, waardoor de bouwsector werd gedwongen te innoveren en duurzamere praktijken te adopteren.
Van EPC naar BENG
Het EPC-systeem werd eind 2020 officieel buiten gebruik gesteld voor aanvragen voor nieuwbouwvergunningen. Het grootste nadeel ervan was de abstracte aard. Het was moeilijk voor een huiseigenaar of huurder om te begrijpen wat een EPC van '0,4' werkelijk betekende voor hun toekomstige energierekening. Het was een maatstaf voor ontwerpefficiëntie, geen voorspelling van het daadwerkelijke energieverbruik. Om een transparantere en holistische beoordeling te bieden en aan te sluiten bij EU-richtlijnen, verving Nederland per 1 januari 2021 de EPC door de BENG-eisen (Bijna energieneutrale gebouwen). Hoewel het niet langer wordt gebruikt voor nieuwbouw, blijft de EPC-waarde een belangrijk onderdeel van de technische gegevens voor elke woning gebouwd tussen 1995 en 2020, en biedt het een momentopname van de energienorm waaraan het moest voldoen.