Verder dan de basis: Het recht op toegankelijkheid
In het landschap van huurdersrechten vormt het concept van 'redelijke aanpassingen' een cruciaal fundament ter ondersteuning van mensen met een handicap. Dit is het Nederlandse juridische equivalent van wat in de Amerikaanse wetgeving bekend staat als 'reasonable accommodation'. Het gaat niet om een verhuurder die een gunst verleent aan een huurder; het is een juridisch afdwingbaar recht dat is ontworpen om te zorgen dat mensen met een handicap toegang hebben tot en kunnen genieten van huisvesting op gelijke voet met iedereen. Dit recht is primair verankerd in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
(WGBH/CZ), die staat voor de Wet op Gelijke Behandeling op grond van Handicap of Chronische Ziekte. De centrale pijler van deze wet is de verplichting om doeltreffende aanpassingen
—doeltreffende aanpassingen.
Het doel van een 'doeltreffende aanpassing' is het verminderen of wegnemen van de belemmeringen die iemands handicap of chronische ziekte in de context van hun woning kunnen veroorzaken. De verantwoordelijkheid voor het overwegen en implementeren van deze aanpassingen ligt doorgaans bij de verhuurder. Een verhuurder kan bijvoorbeeld geen algemene weigering uitspreken om aan een persoon te verhuren omdat die persoon een rolstoel gebruikt of een geleidehond heeft. In plaats daarvan hebben zij een wettelijke plicht om in dialoog te gaan en te onderzoeken welke aanpassingen gedaan kunnen worden om de woning geschikt te maken. Dit verschuift de dynamiek van een eenvoudige ja/nee-transactie naar een samenwerkingsproces, hoewel het in de praktijk vaak als een zware strijd voor de huurder kan voelen.
Wat vormt een 'doeltreffende aanpassing'?
De reikwijdte van wat kwalificeert als een doeltreffende aanpassing
is breed en sterk afhankelijk van de situatie. Het is geen one-size-fits-all-checklist. Eenvoudige, goedkope aanpassingen worden bijna altijd als verplicht beschouwd. Bijvoorbeeld, een verhuurder moet een huurder toestaan om handgrepen in de douche te installeren, of een gecertificeerde hulphond (hulphond
) toelaten, zelfs in een gebouw met een strikt 'no pets' beleid, aangezien de hond als een essentieel hulpmiddel wordt beschouwd, niet als huisdier. Andere voorbeelden zijn het vervangen van standaard deurknoppen door hendels bij iemand met artritis, of het installeren van een speciale deurbel met een knipperend licht voor een huurder die doof of slechthorend is.
De wet maakt echter onderscheid tussen dit soort aanpassingen en grote structurele wijzigingen. Een verhuurder is doorgaans niet verplicht om massieve, dure projecten uit te voeren zoals het installeren van een lift in een gebouw met drie verdiepingen en zonder lift of fundamenteel de indeling van een appartement te wijzigen. Dit is waar het belangrijkste juridische verweer van de verhuurder in beeld komt: het concept van 'onevenredige belasting'. De wet erkent dat er een grens bestaat aan wat van een particuliere verhuurder kan worden gevraagd.
De ontsnappingsclausule 'onevenredige belasting'
Een verhuurder kan weigeren om een aanpassing te doen als zij kunnen bewijzen dat dit een onevenredige belasting
oplevert. Dit is het belangrijkste punt van geschil. Wat precies is 'onevenredig'? De term is doelbewust subjectief en vereist een geval-voor-gevallen analyse die verschillende factoren afweegt: de financiële kosten van de aanpassing, de operationele impact, de totale financiële middelen van de verhuurder, en, cruciaal, het voordeel dat de aanpassing aan de huurder zou bieden. Een verhuurder kan niet eenvoudig stellen dat een aanpassing 'te duur' is zonder rechtvaardiging. Zij worden geacht alle opties te hebben onderzocht.
Hier wordt het systeem complexer, en hier moeten huurders proactief zijn. Voor veel substantiële aanpassingen—zoals het verbreden van deuropeningen of het installeren van een traplift—wordt financiering vaak beschikbaar gesteld door de gemeente (gemeente
), via de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo), of de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning. Een huurder moet vaak zelf een aanvraag voor deze financiering indienen. Een verhuurder die een aanpassing weigert zonder rekening te houden met de beschikbaarheid van dergelijke publieke subsidies, staat op zeer zwakke juridische gronden. Een sceptische huurder moet het kostenargument verwachten en voorbereid zijn met informatie over de Wmo, waardoor de bluff van de verhuurder ontmaskerd kan worden. Als een geschil niet kan worden opgelost, kan een huurder een zaak indienen bij het College voor de Rechten van de Mens, dat een uitspraak kan doen of de weigering van de verhuurder discriminatie oplevert.