Het huurspel spelen op 'gemakkelijke modus'
Een EU-paspoortdrager is een burger van een van de 27 lidstaten van de Europese Unie. In de context van verhuizen naar en huren in Nederland is het hebben van een EU-paspoort het equivalent van een all-accesspas. Vanwege het principe van vrij verkeer voor werknemers, een hoeksteen van de EU, hebben deze burgers het recht om in elke andere lidstaat te wonen en te werken met minimale administratieve drempels. Een Italiaanse, Poolse of Ierse burger kan naar Amsterdam verhuizen, een baan zoeken en een appartement huren met bijna dezelfde juridische status als een Nederlandse burger. Zij hebben geen visum, een verblijfsvergunning, of een arbeidsvergunning nodig. De enige belangrijke vereiste is dat als zij langer dan vier maanden blijven, zij zich bij de lokale gemeente moeten inschrijven om hun BSN te krijgen, net als iedereen.
Deze vrijheid ten opzichte van het hele immigratieapparaat van de IND geeft EU-burgers een enorm voordeel op de huurmarkt. Hun wettelijke recht om te wonen en te werken is inherent en niet afhankelijk van een specifieke werkgever, visum of vergunning met een vervaldatum. Dit maakt hen tot een aanzienlijk lager risicoprofiel in de ogen van een verhuurder.
De duidelijke voorkeur van de verhuurder
Wanneer een verhuurder of makelaar door een stapel aanvragen bladert, speelt de nationaliteit van de kandidaat een onmiskenbare, zij het soms onbesproken, rol in de risicobeoordeling. Een EU-paspoorthouder wordt gezien als een eenvoudige, duidelijke en stabiele keuze. Er zijn geen complexe immigratiedocumenten om te verifiëren, geen zorgen over visumverlengingen, en geen risico dat de huurder het land moet verlaten als ze hun baan verliezen. De administratieve last voor de verhuurder is lager, en de waargenomen stabiliteit van de huurovereenkomst is hoger.
Dit kan leiden tot een vorm van indirecte discriminatie. Geconfronteerd met twee anders identieke aanvragen—een Duitse ingenieur en een Indiase ingenieur, beiden met dezelfde functie en salaris—zullen veel verhuurders instinctief de Duitse aanvrager bevoordelen. Het is niet noodzakelijk te wijten aan persoonlijk vooroordeel, maar aan een koele berekening van risico en administratieve eenvoud. Een sceptische niet-EU-aanvrager moet zich bewust zijn van dit inherente vooroordeel. Het is nog een onzichtbare tegenwind waarmee ze in de concurrerende huurmarkt te maken krijgen. Terwijl verhuurders wettelijk niet mogen discrimineren op basis van nationaliteit, is de praktische realiteit dat een EU-paspoort het screeningproces zó vereenvoudigt dat het een krachtige, vaak beslissende, 'zachte' factor in de aanvraag van een huurder wordt.